De autoblog van liefhebbers, voor liefhebbers

Autoblog 13-50

13-50 staat voor al het mooie aan auto’s en autorijden. Achtergrondverhalen, opinies, specials maar boven alles: gewoon lekker ouwehoeren over auto’s. Niet (altijd) het laatste nieuws als eerste, maar vooral mooie verhalen waar de autoliefhebber echt van kan genieten en aandacht voor onderwerpen en details waar de meeste autowebsites aan voorbij gaan. Wat ons bijzonder maakt? Het zijn autoblogs, columns, reviews en opiniestukken voor liefhebbers, door liefhebbers

In 1994 zag ik mijn eerste formule 1 race. Helaas maakte ik op brute wijze kennis met de sport, in het weekend waarop Roland Ratzenberger en Ayrton Senna verongelukten. Ik was tien jour oud. Het kwam wel binnen, maar niet op een manier waarop het vandaag de dag binnen zou zijn gekomen. En dus was het niet genoeg om mijn ontluikende liefde voor de koningsklasse der autosport een halt toe te roepen. Ironisch genoeg is dit seizoen die liefde vrijwel volledig uitgedoofd. Ironisch omdat er nog nooit zulke goede tijden zijn geweest voor de Nederlandse formule 1 fan. Ik heb Jos Verstappen jarenlang aangemoedigd terwijl hij worstelde met inferieure bolides. Ik heb Olivier Panis op zien klimmen tot een mogelijk veelvuldig racewinnaar totdat hij beide benen brak tijdens in crash in Canada in 1997. Ik heb Nick Heidfeld aangemoedigd als ultieme underdog en werd direct fan van Sebastian Vettel na diens entree in de formule 1. Kortom: gepokt en gemazeld, fan in mooie en in moeilijke tijden. Decennia lang kon men als Nederlander alleen maar hopen op een geschenk als Max Verstappen. En juist nu, in wat wel eens de hoogtijdagen voor de Nederlandse F1 fan kunnen zijn, ben ik helemaal klaar met de sport. Vanochtend las ik een prima artikel op Nu+, wat voor mij perfect symboliseerde wat er mis is gegaan met Formule 1. De teloorgang van formule 1 is voor mij evident, hoeveel glitters je ook over de sport heen sprinkelt.

Ik ben blij dat ik de pure jaren van formule 1 nog heb meegemaakt

Je mag me een oude zeurpiet noemen en ik zal eerlijk toegeven dat ik het zelf ook niet zo heb op mensen die roepen dat vroeger alles beter was. Maar…. vroeger was alles beter. Mijn eerste formule 1 race zag ik dus in 1994. Vanaf 1996 werd ik fulltime kijker en tot aan 2020 heb ik waarschijnlijk geen race gemist, of het moest zijn omdat ik op vakantie was en het daar écht niet lukte om tv te kijken. Ik weet nog dat ik in 1997 op vakantie was in de Ardèche met mijn ouders en jongere zusje. Jos Verstappen reed in de Tyrrell. We waren aan het zwemmen in een rivier op ongeveer een kwartier lopen van ons vakantiehuis. Het weer was fantastisch, maar om 13:30 liep ik terug naar huis. Om nota bene op de wereldomroep glimpsen op te vangen van de race. Jos Verstappen viel niet uit (een klein wonder in de hopeloze bolide van dat jaar): hij werd tiende. Ik vierde het stilletjes als een podiumplek. Daarna liep ik in de bloedhitte terug naar de rivier om mij weer bij mijn ouders te voegen.

Terugkijkend op mijn tijd als een F1 fan bestempel ik de periode 1994 – 2002 als de pure jaren. Zeker in die laatste jaren waren de eerste contouren al zichtbaar van de moloch die de formule 1 zou worden. Technologie nam een steeds belangrijkere rol in. Gekke uitspattingen als Harvey Postlethwaithe’s befaamde “X-wings”, de bizarre middenvleugels op de Tyrrell van 1998, maar ook Mika Hakkinen die in de McLaren van 1998 in Australië het complete veld op een ronde zette. Het was een heerlijk pure periode met absolute helden, vreemde anti-helden en absolute koekenbakkers. Een periode waarin een paar jaar simultaan met V8-motoren en V10-motoren werd geracet. De opkomst van nieuwe regenbanden, bizarre crashes en motoren die op spectaculaire wijze in vlammen opgingen. Maar vooral: strijd. Heel veel strijd en zo nu en dan prachtige verrassingen.

“Met als treurig dieptepunt het proberen te pushen van kansloze formats als oersaaie sprintraces in een poging om de door regels van alle spontaniteit ontdane optochtklasse van nog een beetje spanning te voorzien.”

Wat mij betreft kwam aan het begin van dit millennium een beetje de klad in de sport. Uiteraard, ook de afgelopen ruim 20 jaar hebben we fantastische coureurs en legendarische auto’s aan het werk gezien en werden er epische gevechten uitgevochten alleen… Het spontane ging er een beetje af. De sport werd steeds meer een marketingmachine en bovendien begon de FIA meer en meer op negatieve wijze een stempel te drukken op de sport met weifelend beleid en geforceerde regels.

Fast forward naar de laatste jaren, waarin de sport is ondergesneeuwd door regels voor werkelijk alles. De formule 1 is kapotgereguleerd. Van onnavolgbare bandenregels tot maffe straffen, gehannes met safetycars, technische beperkingen enzovoort enzovoort. Met als treurig dieptepunt het proberen te pushen van kansloze formats als oersaaie sprintraces in een poging om de door regels van alle spontaniteit ontdane optochtklasse van nog een beetje spanning te voorzien. Je voelt overal de machteloosheid en moedeloosheid. Iedereen is ontevreden.

Knieval voor de commercie in plaats van back to basics

De oplossing is al jaren ontzettend simpel. Breng formule 1 terug naar de basis. Die basis moet zijn: de beste coureurs ter wereld in de snelste wagens ter wereld. Zonder poespas, zonder betutteling en zonder oerwoud aan regels en technologische kunstgrepen. Gewoon: racen, en hard ook.

In plaats daarvan is formule 1 – voor mijn gevoel – nu echt zijn eigen graf aan het graven door op dit cruciale moment de foutste keuze te maken die je kunt maken. En nee, natuurlijk is F1 niet daadwerkelijk zijn eigen graf aan het graven. De sport is populairder dan ooit tevoren. F1 is een volkssport geworden. Aan de ene kant is dat natuurlijk fantastisch. Aan de andere kant trekken formule 1 wedstrijden vooral dagjesvolk en mooiweerfans. Wat Max Verstappen voor F1 in Nederland doet, is van onschatbare waarde. Tegelijkertijd moeten we eerlijk zijn: als we Max niet zouden hebben, zou formule 1 in ons land nog slechts een rol in de marge spelen. De oude fan verdwijnt en maakt plaats voor de nieuwe fan die vooral fan is van Max Verstappen en die totdat Max begon te winnen waarschijnlijk nog nooit een wedstrijd had gezien. Dat geeft niet, want ergens kun je zeggen: hoe meer mensen van de sport genieten, des te beter. Alleen maakt de FIA de kapitale fout om zich nog louter op deze nieuwe fanbase te richten.

“En toen, als laatste stap, nadat eerst alle oliestaten mochten bewijzen dat F1 anno nu meer draait om show en grandeur dan om topsport, moest formule 1 Amerika gaan veroveren. “

De tekenen zag je van mijlenver aankomen. Eerst kwamen er de klinische circuits op locaties zonder enige historie, toen nieuwe marketingmachines als Netflix’ Drive to Survive waar een serieuze coureur als Max Verstappen volledig terecht zijn vraagtekens bij plaatste. En toen, als laatste stap, nadat eerst alle oliestaten mochten bewijzen dat F1 anno nu meer draait om show en grandeur dan om topsport, moest formule 1 Amerika gaan veroveren. De enige plek ter wereld, met misschien de Afrikaanse savanne en het Zuid-Amerikaanse regenwoud, waar formule 1 nu net niét thuishoort. Maar in de VS ligt de slapende fanbase en de nieuwe poen, en dus kreeg de FIA nog meer dollartekens in de ogen en moest het land van Uncle Sam, een stel koekenbakkers op het gebied van autosport, de focus worden.

De focus op entertainment gaat ten koste van de sport

Nu+ kwam met een mooi artikel over hoe formule 1 moét slagen in Las Vegas. Er worden alles bij elkaar miljarden in gepompt om de Amerikaan uit het honkbalstadion en in de formule 1 arena te krijgen. En dat moet natuurlijk op zijn Amerikaans, met pre-show shows en half time shows en after shows en bling bling grid walks en interviews met verwaande sterren die geen pepernoot te zeggen hebben over de sport. Want wee je gebeente als er even geen spektakel is. En als er in Amerika tijdens de wedstrijd geen spektakel is, dan bouw je het er toch omheen? Of gooi je het er toch gewoon in? We hebben het hier over het land dat ’s wereld saaiste en meest overschatte vorm van racen uitvindt (NASCAR) en zonder gene pace cars voor het veld gooit als een race zijn spanning dreigt te verliezen. Dat zou nog eens een leuk seizoen zijn voor Max Verstappen…

En in deze cultuur wil formule 1 nu domineren. En dus moet je als fan eerst allerlei optredens uitzitten van verwaande zangertjes en zangeresjes waar je helemaal niet naar wilt luisteren. En er zullen volksliederen klinken. En er zullen Kardashians zijn die zeggen hoe fabulous alles is, en er zal vuurwerk zijn en straaljagers en weet ik veel wat voor poespas. En uiteindelijk wint Max Verstappen een oersaaie race op een stratencircuit dat er weliswaar uitziet om door een ringetje te halen, maar waar geen fatsoenlijke race op te rijden valt.

Maar ach, ik kan ten minste als voormalig fan nog zeggen: ik nok ermee. Heerlijk, nooit meer die tweestrijd tussen formule 1 aanzetten of toch een potje voetbal. Maar ik heb vooral medelijden met de coureurs. Heb je je hele carriere lang alles in het teken gesteld om het hoogst mogelijke te bereiken, ben je een heel raceweekend lang een muppet van de FIA die verplicht moet opdraven bij allerlei fan sessions en die tussendoor ook nog wat rondjes mag sturen. Nee, als ik een wereldklasse coureur zou zijn (waar we er in de F1 op dit moment wel een paar van hebben), zou ik zeggen: ik ga lekker een seizoen DTM rijden en pak de 24 uur van Le Mans mee. Ik zag laatst een Formule 2 race. Die bolides klinken veel gaver, gaan bijna net zo hard en er wordt veel meer puur geracet.

Formule 1 raakt me niet meer, en dat doet best pijn. Vooral omdat het uitgerekend nu moet gebeuren, met een Nederlandse coureur die nu al ontegenzeggelijk tot de beste coureurs ooit behoort. Iets waar ik vanaf dat ik een tienjarig jochie was op heb gehoopt… Maar dat zelfs Max Verstappen mijn groeiende desinteresse voor de sport niet kan doen afnemen, zegt alles.