Steeds vaker lees en hoor ik wanneer het gaat om de acceleraties van EV’s vragen als “Wat heb je eraan?” en “Wat moet je ermee?” Inmiddels is het dankzij de opkomst van plug-in hybrides en elektrische auto’s al helemaal niet vreemd meer wanneer je met een zakelijke middenklasser in minder dan 6 seconden van 0 naar 100 dendert. Wie het zich kan veroorloven (en dat zijn steeds meer mensen, ondanks dat auto’s duurder worden; forse prestaties zijn niet alleen meer te vinden bij topklasse auto’s) kan zelfs met een verstandig merk als Kia of Volkswagen naar de 100 km/u accelereren in een tijd waarvoor een hardcore sportwagen serieus aan de bak moet. Waarschijnlijk zit ‘m daar de crux: sportwagen waardige acceleratietijden in je D-segment elektrische middenklasser. Dat is even wennen. Maar is het echt zo dat je aan dit soort sprintcapaciteiten niets hebt in een normale auto? Onzin!
“Maar ja, ik denk altijd maar zo: je hoeft geen topatleet te zijn om gespierd te mogen zijn, toch? “
Een 0-100 tijd draait helemaal niet om die sprint
Eén van mijn grootste ergernissen is wanneer mensen kritiek leveren op een 0-100 sprinttijd zonder enige context. Want voor mij draait zo’n 0-100 tijd helemaal niet om die daadwerkelijke sprint. Wanneer is de laatste keer geweest dat jij op volle capaciteit vanuit stilstand naar de 100 jakkerde? Precies, dat doet (bijna) niemand.
De droge cijfers van de acceleratie van 0-100 km/u vertellen mij maar één ding: er is sprintcapaciteit aanwezig wanneer je dat nodig hebt. En dat is een geruststellende gedachte. Nu zal ik niet zover gaan als acceleratiecijfers in dit opzicht te vergelijken met airbags, maar ergens… dat een auto razendsnel kan sprinten, betekent niet dat je dit moét doen. Het is de wetenschap dát het kan, die voor een gevoel van luxe en zekerheid zorgt.
Waarom het wél nut heeft
Een behoorlijke sprintcapaciteit heeft meer nut dan veel mensen doen voorkomen. Want terwijl met name het journaille met z’n allen papegaait dat het allemaal overdreven is en zich hardop afvraagt wat je eraan hebt, zijn het dezelfde journalisten die zich groen en geel ergeren aan een te trage acceleratie van een testauto.
Er zijn maar weinig eigenschappen van een auto waar ik – naast de basis – zoveel aanspraak op maak en zo waardeer als een soepele acceleratie. Want nogmaals: die 0-100 tijd: soit, waar het mij om gaat, is dat de auto kan doen wat ik wil, wanneer ik net even dat vrije plekje wil kunnen pakken bij het invoegen, of juist even ruimte wil maken voor een ander. Die momenten waarop ik toch veilig die inhaalmaneouvre kan maken die mij met een trage(re) auto niet zou lukken.
Tijd om capaciteit los te zien van sportiviteit
Het punt dat ik wil maken, is: wordt het niet tijd om sprintcapaciteit los te zien van sportiviteit? Voor een sportwagen is een snelle acceleratie vanzelfsprekend. Sterker nog: voor een sportwagen is een te trage acceleratie vaak funest. In elk geval voor diens reputatie. En dat is logisch, want een sportwagen moét hard gaan. Het hoort bij de beleving en de verwachting.
Aan de andere kant: ook met je Nissan GT-R of Porsche 911 Turbo S bewegen eigenaren zich 99% van de tijd gewoon in het reguliere verkeer voort. En op die momenten gaat het bij een sprint helemaal niet om sportiviteit, maar om praktisch nut. Waarom mag dit dan ineens niet bij een Volkswagen ID4 GTX of een Kia EV6 GT? En nee: dit zijn geen sportwagens. Maar ja, ik denk altijd maar zo: je hoeft geen topatleet te zijn om gespierd te mogen zijn, toch? Voor de meesten draagt een soepele, snelle acceleratie bij aan rijplezier en dat is toch niet onbelangrijk?
Dus: die acceleratie, ongeacht in welk voertuig: je hebt er wél wat aan. En als je er geen prijs op stelt, dan hoef je het simpelweg niet te gebruiken, tpch? Je bepaalt zelf hoe diep je het pedaal intrapt.